Jan Everink Site Home Email Print

www.janeverink.com

Glucosamine-gebrek belangrijke oorzaak van artrose

door ing. Jan Everink

april 2000

Eerder gepubliceerd in het tijdschrift De Orthomoleculaire Koerier, tegenwoordig genaamd Voedingswaarde. Klik hier om de website van Voedingswaarde te bezoeken.

Het voor onder meer de vorming van gewrichtskraakbeen noodzakelijke aminosuiker glucosamine komt slechts in geringe hoeveelheden in de natuurlijke voeding voor. Ook blijkt de endogene synthese met het klimmen der jaren vaak dermate tekort te schieten dat ernstige tekorten kunnen ontstaan. De chronische gewrichtsslijtage ofwel artrose waaraan veel mensen lijden is daarvan in veel gevallen het gevolg. Glucosamine-suppletie blijkt bij deze aandoening vaak vermindering van klachten en daadwerkelijk weefselherstel te kunnen bewerkstelligen. Preventieve suppletie kan mogelijk bij veel mensen gewrichtsproblemen voorkomen.


Gewrichten en glucosamine

De in de knie, de heup en andere gewrichten bij elkaar komende bot-uiteinden zijn bekleed met een schokdempende laag kraakbeen. Daarin zorgen bepaalde grote moleculen, aangeduid met de verzamelnaam proteoglycanen, voor de veerkracht. Dit vermogen om schokken op te vangen is te danken aan door elektrische lading veroorzaakte ruimte in het weefsel.

Een voor de synthese en het onderhoud van de in kraakbeen aanwezige proteoglycanen onmisbare substantie is glucosamine, een wateroplosbaar aminosuiker dat in het lichaam gesynthetiseerd kan worden. Bij de intracellulaire productie fungeert het aminozuur glutamine als amine-donor voor fructose-6-fosfaat. Ook verschaffen sommige voedingsmiddelen geringe hoeveelheden glucosamine.

De proteoglycanen in het kraakbeen van de gewrichten zijn onderhevig aan geleidelijke achteruitgang. Dit slijtageproces verloopt met name bij ouderen en bij mensen die hun gewrichten sterk belasten vaak sneller dan de reparatie. Het ziektebeeld dat dan ontstaat is artrose, ofwel gewrichtsslijtage. Daarbij wordt het gewrichtskraakbeen in eerste instantie ruwer en minder veerkrachtig. Uiteindelijk kan het kraakbeen plaatselijk geheel verdwijnen, zodat de bot-uiteinden elkaar raken. De aandoening gaat vaak gepaard met ontstekingsverschijnselen en pijn. Door de botwoekering die tenslotte optreedt kan vervorming van het gewricht ontstaan. Bij vergevorderde ernstige artrose kan invaliditeit optreden. Artrose blijkt in veel gevallen het gevolg te zijn van een tekort aan glucosamine. De lichaamseigen productie van deze stof is onvoldoende en ook de voeding levert te weinig om geheel in de behoefte te kunnen voorzien.


Artrose-epidenie

Dat artrose het gevolg is van een voedingstekort staat tegenover de gangbare reguliere opvatting dat deze kwaal dient te worden beschouwd als een ongeneeslijk ouderdomsverschijnsel. Op latere leeftijd krijgt vrijwel iedereen te maken met een min of meer ernstige vorm van artrose en de reguliere behandeling bestaat uit slechts palliatieve behandeling met NSAID's (nonsteroidal anti-inflammatory drugs). Ook op jongere leeftijd kan artrose optreden. Dit wordt dan doorgaans geweten aan te zware of verkeerde belasting van het gewricht. Voetballers en andere sporters houden soms van een acuut gewrichtsletsel blijvend artrose over. Ook overmatige herhaaldelijke belasting van bepaalde gewrichten, in sport of beroep, kan tot artrose leiden.

Deze acute oorzaken kunnen echter niet het blijvende karakter van de klachten verklaren. Een wél aannemelijke verklaring voor het feit dat geblesseerd gewrichtskraakbeen vaak niet vlot geneest is dat bij veel mensen een tekort aan glucosamine bestaat.

Een mogelijke andere oorzaak voor de artrose-epidemie is dat de NSAID's die worden voorgeschreven weliswaar de symptomen tijdelijk verlichten maar de chronische conditie juist verergeren. Zo wordt door D'Ambrosio et al op grond van literatuuronderzoek mogelijk geacht dat NSAID's het kraakbeenmetabolisme aantasten en zo het degeneratieve proces versnellen. (Ref. 1) Ook andere onderzoekers achten een iatrogeen effect van NSAID's met betrekking tot artrose niet uitgesloten. (Ref. 2, 3)

Zeker is dat artrose een veel leed veroorzakende volksziekte is, en een belangrijke oorzaak van invaliditeit op oudere leeftijd. Op grond van een uitvoerige literatuurstudie komt McCarty tot de conclusie dat preventieve glucosamine-suppletie de oplossing zou kunnen zijn voor het artrose-probleem (Ref. 2). Over de effectiviteit van preventieve suppletie is echter nog weinig onderzoek gedaan.


Suppletie-afhankelijke voedingsstof

Glucosamine wordt in het lichaam behalve in kraakbeen ook aangetroffen in andere soorten bindweefsel. Onder meer vervult het functies in de huid, de bekleding van het spijsverteringskanaal en de bloedvaten. Glucosamine stimuleert ook de productie van het voor de wondgenezing noodzakelijke hyaluronzuur door fibroblasten in een wondgebied.

Omdat glucosamine ook in het lichaam wordt gemaakt en nauwelijks in de natuurlijke voeding voorkomt is de vraag opgeworpen of deze substantie wel tot de voedingsstoffen gerekend moet worden. Daaraan kan echter nauwelijks twijfel bestaan. Onder meer door het feit dat oraal ingenomen glucosamine zeer vlot en volledig wordt opgenomen is duidelijk dat we met een normale voedingsstof te maken hebben. De uitstekende absorptie en de vlotte verspreiding door het lichaam zijn onder meer te danken aan de wateroplosbaarheid en het lage molecuulgewicht van glucosamine.

Ook bij een gezond dagelijks menu en in afwezigheid van behoefteverhogende factoren zullen sommige voedingsstoffen alleen door suppletie voldoende ingenomen kunnen worden. Tot deze suppletie-afhankelijke voedingsstoffen lijkt dus ook glucosamine te behoren. Naast andere "onvermijdelijke ouderdomskwalen" is ook artrose naar alle waarschijnlijkheid eenvoudig het gevolg van een voedingstekort.

Inname van glucosamine is veilig en zonder nadelige neven-effecten. In 1994 stelde McCarty vast dat alle tot dan toe gepubliceerde klinische studies, waaronder verschillende dubbelblind-onderzoeken, hadden uitgewezen dat glucosamine géén bijwerkingen heeft. (Ref. 2)


Effectiviteit tegen artrose bewezen

Glucosamine stimuleert de synthese van proteoglycanen en is een voorkeursubstraat voor de synthese van de glycosaminoglycanen die zorgen voor de veerkracht van het kraakbeen. Glycosaminoglycanen ofwel mucopolysacchariden zijn kettingvormige onderdelen van proteoglycanen. Door hun negatieve elektrische lading stoten ze elkaar af met als gevolg dat het kraakbeen ruimte bevat, en daardoor steeds nadat het wordt ingedrukt weer uitzet en zijn oorspronkelijke vorm aanneemt. De werkzaamheid van glucosamine tegen artrose is door veel onderzoek bevestigd.

Met name in het begin van de jaren '80 is wat dit betreft vrij veel research gedaan. Zo werd door Pujalte et al in 1980 een dubbel-blind onderzoek verricht bij 20 artrose-patiënten, van wie de ene helft oraal glucosamine-sulfaat kreeg en de andere helft een placebo. In de glucosamine-groep werd onder meer geconstateerd dat de pijnsymptomen, de zwelling en de gewrichtsgevoeligheid significant verminderden. (Ref. 3) Eveneens in 1980 werd door Crolle en D'Este onder meer vastgesteld dat bij 4 van 15 gedurende 3 weken met glucosamine-sulfaat behandelde artrose-patiënten de symptomen geheel waren verdwenen. (Ref. 4)

In datzelfde jaar bleek uit een placebo-gecontroleerd onderzoek van Drovanti et al dat bij de subgroep van 40 artrose-patiënten die gedurende 30 dagen oraal glucosamine hadden gekregen de klachten met gemiddeld 73% waren verminderd. Van twee patiënten kon, omdat bij hen chirurgische ingrepen nodig waren, kraakbeenweefsel onder de elektronenmicroscoop worden bestudeerd. Daarbij bleek dat daadwerkelijk herstel van aangetast weefsel was opgetreden. (Ref. 5)

In 1981 werden door D'Ambrosio et al 15 artrose-patiënten die gedurende 3 weken met glucosamine-sulfaat werden behandeld vergeleken met een controlegroep aan wie gedurende één week een piperazine-chloorbutanol-combinatie en de volgende twee weken een inert placebo werd toegediend. Bij de glucosamine-groep daalde de overall symptom score met gemiddeld 71%. Bij de controlegroep trad aanvankelijk een verbetering van gemiddeld 31% op, maar dit resultaat ging vervolgens weer vrijwel geheel verloren. (Ref. 1)

In 1982 bestudeerde Vaz de effectiviteit van een 8 weken durende glucosamine-behandeling bij 18 artrose-patiënten. Een controlegroep kreeg het anti-ontstekingsmiddel ibuprofen. Vastgesteld werd dat glucosamine gedurende de hele proefperiode progressief pijnreductie veroorzaakte terwijl ibuprofen alleen in het begin de pijn sterk verminderde. (Ref. 6)

In 1994 verrichtte McCarty een uitgebreide literatuurstudie met betrekking tot de werkzaamheid van glucosamine tegen artrose. Zijn conclusie: "Every published clinical study - including 6 double-blind studies - reports significant substantial and durable efficacy..." (Ref. 2)


Glucosamine-behandeling

Gezien de uitstekende absorptie, het ontbreken van schadelijke bijwerkingen, de bewezen effectiviteit tegen artrose en de geringe aanwezigheid in de natuurlijke voeding is preventieve glucosamine-suppletie voor iedereen aan te bevelen. Aannemelijk is dat de artrose-epidemie door grootschalige preventieve suppletie sterk teruggedrongen kan worden.

Vooralsnog zal echter bij veel mensen die met gewrichtsklachten bij de huisarts komen de diagnose artrose moeten worden gesteld. Behandeling met glucosamine biedt dan aanzienlijk meer kans op blijvende verbetering dan symptoombestrijding met NSAID's. Eventueel kan glucosamine-suppletie worden gecombineerd met NSAID's ter verlichting van acute klachten. Momenteel zijn er geen indicaties dat deze combinatie problemen kan geven schrijft de Amerikaanse arts Ray Sahelian in zijn voorlichtingsboekje over glucosamine. (Ref. 7)

Sahelian adviseert om de behandeling van artrose te starten met 500 mg glucosamine driemaal per dag. In supplementen is glucosamine in het algemeen gebonden aan sulfaat, hydrochloride of N-acetyl. De meeste wetenschappelijke onderzoeken zijn gedaan met glucosamine-sulfaat, maar klinische ervaringen wijzen erop dat ook de andere vormen goed werken.

Indien na een maand nog geen duidelijke resultaten kunnen worden waargenomen kan de dosering tot bijvoorbeeld driemaal daags 1000 mg worden verhoogd, aldus Sahelian. Zodra wél bevredigend resultaat optreedt kan de inname worden verminderd tot een onderhoudsdosering van 500 mg per dag. Als de pijn terugkomt kan de dosering weer worden verhoogd. (Ref. 7)

Sahelian beveelt verder aan om bij uitblijven van voldoende positief effect 400 tot 500 mg chondroïtine-sulfaat per dag aan het programma toe te voegen. (Ref. 7)


Andere toepassingen

Tot dusver heeft het onderzoek naar de effectiviteit van glucosamine zich voornamelijk beperkt tot artrose, maar ook bij verschillende andere aandoeningen, waaronder psoriasis en atherosclerose, kan deze voedingsstof mogelijk doeltreffend worden ingezet. McCarty stelt op grond van literatuurstudie en een opmerkelijke casus dat met glucosamine-suppletie waarschijnlijk snelle wondgenezing kan worden bevorderd. (Ref. 8)

Volgens deze auteur is een ontoereikende endogene synthese van glucosamine waarschijnlijk vaak de reden dat door fibroblasten te weinig voor wondgenezing benodigd hyaluronzuur wordt gemaakt. Hyaluronzuur speelt bij de wondgenezing een belangrijke rol zo is uit eerder onderzoek gebleken.

De perspectieven voor toepassing van glucosamine in de orthomoleculaire geneeskunde lijken bijzonder goed te zijn, vooral omdat deze substantie ook bij orale toediening uitstekend wordt opgenomen. Ook de hoge veiligheid draagt bij aan de therapeutische mogelijkheden. De afwezigheid van nadelige bijwerkingen is geheel in overeenstemming met het feit dat glucosamine een voedingsstof is en wordt dan ook uitgebreid door onderzoek bevestigd. (Ref. 1, 2, 4, 5)

Referenties:

1. D'Ambrosio E et al. Glucosamine sulphate: a controlled clinical investigation in arthrosis. Pharmatherapeutica 2:504-508, 1981.

2. McCarty MF. The neglect of glucosamine as a treatment for osteoarthritis - a personal perspective. Medical Hypotheses 42:323-327, 1994.

3. Pujalte JM, Llavore EP, Ylescupidez FR. Double-blind clinical evaluation of oral glucosamine sulphate in the basic treatment of osteoarthrosis. Curr Med Res Opin 7:110-114, 1980.

4. Crolle G, D'Este E. Glucosamine sulfate for the management of arthrosis: a controlled clinical investigation. Curr Med Res Opin 7:104-109, 1980.

5. Drovanti A et al. Therapeutic activity of oral glucosamine sulfate in osteoarthrosis: a placebo-controlled double-blind investigation. Clinical Therapeutics 3(4):260-272, 1980.

6. Vaz AL. Double-blind clinical evaluation of the relative efficacy of ibuprofen and glucosamine sulphate in the management of osteoarthrosis of the knee in out-patients. Curr Med Res Opin 8:145-149, 1982.

7. Sahelian R. All about glucosamine & chondroitin. Avery Publishing Group, New York, 1998. ISBN: 0-89529-894-5.

8. McCarty MF. Glucosamine for wound healing. Medical Hypotheses 47(4):273-275, 1996.


Copyright © 2000 Jan Everink