Verder inkorten kustlijn noodzakelijk voor veiligheid Zuidwestelijke Delta
(deel 1 van 3)
door ing. Jan Everink
november 2014
De Nederlandse Zuidwestelijke Delta omvat de provincie
Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en het westelijke deel van
Noord-Brabant. Dit gebied is door de eeuwen heen geteisterd door
wateronveiligheid. Met de hedendaagse techniek is het mogelijk deze
problemen definitief op te lossen. De onzekerheid over het tegenwoordige en
toekomstige overstromingsrisico kan worden weggenomen door de zekerheid van
optimale beveiligingsmaatregelen.
Kustveiligheid
Er bestaat wat betreft de klimaatverandering en het overstromingsrisico
veel onduidelijkheid en onzekerheid. De watersnoodramp van 1953 was aanzet
tot het sterk verbeteren van de kustveiligheid. Er kwam politieke
overeenstemming dat een dergelijke ramp in de toekomst niet meer mocht
gebeuren. Men besefte dat de bestaande beveiliging volstrekt onvoldoende
was, want de springvloed van 31 januari 1953 was niet eens extreem geweest.
Er hadden nog veel gevaarlijker condities kunnen optreden. Het was vooral
de zware noordwestelijke storm waardoor het water zo hoog kwam. Als zo'n
storm tegelijk met een werkelijk extreme springvloed optreedt worden de
waterstanden nog hoger dan tijdens de ramp van 1953. [ref. 1]
Het advies van de eerste Deltacommissie (1960) was dan ook niet
gebaseerd op de waterstanden tijdens de rampnacht maar op een analyse van
de meest ongunstige waterstand die had kunnen optreden. Maar inmiddels is
duidelijk geworden dat ook dat uitgangspunt onvoldoende zekerheid kan
bieden. Er blijken door de eeuwen heen nog veel ernstiger
overstromingsrampen dan die van 1953 te hebben plaatsgevonden. Bij sommige
rampen zijn grote delen van Nederland letterlijk weggespoeld. Zulke rampen
kunnen opnieuw gebeuren. Maar er zijn te weinig historische gegevens
beschikbaar om de kans op herhaling van zulke megacalamiteiten met enige
nauwkeurigheid te kunnen berekenen
Daarom is het tegenwoordige systeem van statistische veiligheidsnormen
niet adequaat. Het bestaande waterveiligheidsbeleid is gebaseerd op
kansrekening, maar de historische informatie inzake het overstromingsrisico
is te weinig concreet om er kansrekening op te kunnen toepassen. Er zijn
onvoldoende gegevens beschikbaar om bijvoorbeeld te kunnen vaststellen
welke beveiliging nodig is voor een overstromingskans van eenmaal per
10.000 jaar. Om die kans goed te kunnen berekenen zouden over een langere
periode dan 10.000 jaar metingen over het klimaat, de zeespiegel en de
weersomstandigheden bekend moeten zijn.
Bovendien is het in de samenleving steeds minder aanvaardbaar dat er
verschillende veiligheidsnormen aan gebieden worden toegekend. "Een
mensenleven is overal evenveel waard," stelde de Deltacommissie terecht in
2008. [ref. 2] Maar tegenwoordig zijn er wat de veiligheid betreft nog
steeds grote verschillen. Voor het gebied van de benedenrivieren geldt
bijvoorbeeld een veiligheidsnorm van 1:2000 jaar. Dat is aanzienlijk lager
dan voor andere gebieden. Die norm is zo laag gesteld omdat in het
benedenrivierengebied minder mensen wonen en er minder economische
activiteit is dan in bijvoorbeeld de Randstad. Deze denkwijze is in de
21ste eeuw niet meer acceptabel. De enige goede veiligheidsnorm voor elke
bewoonde omgeving is het streefdoel dat overstromingen niet kunnen
voorkomen.
Een beter systeem voor besluitvorming betreffende kustveiligheid dan
statistische normen is fuzzy logic. Dat is operationele logica, de aanpak
om onzekerheid over gevaren weg te nemen door de zekerheid van maatregelen.
(Meer hierover in
mijn artikel "Fuzzy logic en kustbescherming".)
Klimaatverandering en fuzzy logic besluitvorming
In het rapport door het Planbureau voor de Leefomgeving "Effecten van
klimaatverandering in Nederland: 2012" [ref. 3] werden 3 effecten van de
klimaatverandering voor de waterveiligheid besproken: zeespiegelstijding,
veranderende stormintensiteit en toenemende rivierafvoeren. Maar er zou
meer moeten worden benadrukt dat deze effecten en de erdoor veroorzaakte
risico's heel onzeker zijn.
Over de hoogte van de zeespiegelstijging in de komende decennia en
eeuwen weten we heel weinig. We hebben in Nederland niet alleen te maken
met de stijging door de klimaatverandering maar ook met een stijging die al
10.000 jaar aan de gang is. Deze lange-termijn-stijging lijkt vooral door
bodemdaling te worden veroorzaakt. Omdat de beschikbare informatie
onduidelijk en onzeker is zijn door onderzoekers verschillende scenario's
voor de toekomstige zeespiegelstijging opgesteld. In alle scenario's gaat
het zeeniveau nog sneller stijgen dan in de afgelopen jaren. Ook wordt
aangenomen dat de versnelde stijging nog decennia en mogelijk nog eeuwen
door zal gaan. [ref. 3]
Als fuzzy logic besluitvorming wordt toegepast dan worden zodanige
beveiligingsmaatregelen genomen dat ook bij een worst-case scenario van 1,5
meter zeespiegelstijging per eeuw geen overstromingen zullen plaatsvinden.
Ook wat betreft de toename van extreme weersomstandigheden is de
beschikbare informatie heel onzeker. Er zijn onder meer aanwijzingen dat
periodes van door storm verhoogde waterstanden langer kunnen duren dan was
aangenomen. De duur van door storm verhoogde hoogwaterstand, de zogenoemde
stormopzetduur, kan sterk variëren en soms heel lang zijn. Onderzoek geeft
aan dat men in het verleden is uitgegaan van een te korte stormopzetduur.
Deze werd op 28 uur gesteld maar dat cijfer zal aanzienlijk moeten worden
verhoogd. [ref. 4] In de Zuidwestelijke Delta kan de stormopzet mogelijk
zelfs wel 110 uur duren. [ref. 5] Langere stormopzetduur betekent groter
risico, want hoe langer gevaarlijk hoge waterstanden duren hoe langer de
stormvloedkeringen gesloten blijven. Dan kan het rivierwater niet naar de
zee stromen en neemt het overstromingsgevaar snel toe.
Het risico van een ernstige overstroming is bovendien toegenomen door de
verhoogde kans op hoge rivierafvoeren. De gemiddelde afvoer van de Rijn in
de winter is toegenomen en de afvoer in de zomer is verminderd. Aangenomen
wordt dat deze trend zal doorzetten, [ref. 3] maar in welke mate dat het
geval zal zijn is onzeker.
Er kan dus met betrekking tot het overstromingsrisico alleen met
zekerheid worden gesteld dat dit in de komende decennia zal toenemen. De
Deltacommissie adviseerde in 2008 in het rapport "Samen werken met water"
om het veiligheidsniveau met een factor 10 te verhogen. [ref. 2] Maar dat
advies kan niet als een blijvende norm fungeren, omdat we niet weten hoe
groot de toekomstige risicotoename zal zijn. Daarom zou fuzzy logic
besluitvorming toegepast moeten worden, met als doel dat Nederland zelfs
als het meest ongunstigste scenario werkelijk wordt optimaal beveiligd
blijft.
Zuidwestelijk Nederland: verhoogd risico door open zeegaten
In het zuidwesten is het veiligheidsprobleem nog ernstiger dan elders in
Nederland omdat de zee daar nog steeds via verschillende openingen in
directe verbinding staat met de binnenwateren. Het gevaar wordt weliswaar
beperkt door stormvloedkeringen, waarmee 3 van de 4 open zeegaten zodra het
nodig is kunnen worden afgesloten: de Maeslantkering, de Hartelkering en de
Oosterscheldekering, maar dat systeem kan falen. Met name de faalkans van
de Maeslantkering is veel hoger dan eens per 1000 sluitingen, zoals
aanvankelijk was berekend. [ref. 6] In 2001 bleek dat de kans op niet
sluiten 1 op 10 was. Inmiddels zijn door Rijkswaterstaat verbeteringen
aangebracht en wordt de faalkans geschat op eenmaal per 100 sluitingen.
[ref. 7]
In de Westerschelde is zelfs helemaal geen stormvloedkering aanwezig.
Dit zeegat blijft ook tijdens gevaarlijke stormen volledig open. Hoewel de
afvoer van de Schelde gering is kunnen vanaf deze rivier grote
overstromingen optreden. Bij zware storm en tegelijk springvloed worden
namelijk grote hoeveelheden zeewater via de brede Westerschelde
landinwaarts gestuwd. De maatregelen die men tot ver in België moet nemen
tegen het risico van rivieroverstromingen zijn in feite maatregelen tegen
de zee.
Waar wél stormvloedkeringen zijn kan in de winter en het voorjaar
verhoogde aanvoer van water door de rivieren tot zeer hoge waterstanden
leiden, namelijk als tegelijk ook de stormvloedkeringen moeten sluiten. Als
gevolg van de klimaatverandering zal sluiting waarschijnlijk vaker nodig
zijn, waardoor het risico is toegenomen dat het tegelijk met hoge
rivierafvoer plaatsvindt. Door verhoogde rivierafvoer met tegelijk gesloten
stormvloedkeringen kan het rivierniveau in het Zuidwestelijke Deltagebied
gevaarlijk hoog worden. In het Rijkswaterstaat-rapport
"Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta" wordt dit
omschreven als: "De Rijn-Maas-monding loopt dan vol als een badkuip met een
stop in de afvoer en de kraan open". [ref. 4]
Zoetwaterkringloop aangetast
De Zuidwestelijke Delta loopt ook nog door een andere ontwikkeling
gevaar. De zee kan op verschillende manieren de veiligheid op het land
aantasten. Het meest bekend is de onveiligheid door directe schade,
mensenlevens en landverlies. Maar ook door aantasting van de
zoetwatervoorziening ontstaat ernstige schade aan de veilige leefomgeving.
Daarom moet ook het tegengaan van verzilting en vervuiling onderdeel vormen
van het kustveiligheidsbeleid.
Van de totale hoeveelheid water op de planeet bevindt zich ongeveer 97%
in de zeeën, 2% in de ijskappen en slechts 1% in de zoetwaterkringloop.
Voor het leven op aarde is deze 1% van vitaal belang. Het zoete water komt voornamelijk beschikbaar door neerslag op het land
van water dat is verdampt vanaf de zeeën. Via de rivieren en als grondwater
stroomt het weer naar de zeeën, waarbij het onderweg essentiële behoeftes
vervult van planten, dieren en mensen. Deze kringloop wordt vaak verstoord,
met als gevolg dat er in veel gebieden op aarde ernstige zoetwaterschaarste
bestaat.
De mens is de enige diersoort die door waterbouwkundige werken de
natuurlijke waterkringloop kan verbeteren en herstellen en zo de
zoetwaterschaarste verminderen. Maar tegenwoordig gebeurt dat niet in de
Zuidwestelijke Delta. Vrijwel al het water vanuit de Rijn en de Maas wordt
tegenwoordig via een korte route, de Nieuwe Waterweg, direct naar de zee
geleid. Dat is grote verspilling. De zoetwaterstroming in de Zuidwestelijke
Delta is ernstig verstoord.
Als gevolg van deze verstoring bestaat in zuidwestelijk Nederland een
tekort aan zoet water. Ook is er door de verstoorde zoetwaterstroming nog
een ander probleem: in verschillende wateren van de Zuidwestelijke Delta
(Haringvliet, Hollands Diep, Grevelingen en Volkerak-Zoommeer) is vrijwel
geen stroming, hetgeen ernstige vervuilingsproblemen veroorzaakt.
Lees verder >>>
(De literatuurreferenties staan aan het eind van deel 3.)
|