Jan Everink Site
www.janeverink.com
door ing. Jan Everink
okt. 2021
Er is in Nederland een groeiende beweging actief om de politiek drastisch te veranderen. Te vaak is het tegenwoordige overheidsbeleid niet in het belang van de bevolking en zelfs maatschappelijk ontwrichtend. Vanuit de burgerij klinkt een nieuw pragmatisch geluid voor een betere politieke koers.
In de politiek gaat het al enige decennia veel meer om concrete problemen en doelstellingen dan om ideologische principes. De verschillen tussen de politieke richtingen betreffen meer de pragmatische aanpak dan de ideologische uitgangspunten. Al in de jaren 1960 begon duidelijk te worden dat de verschillende politieke ideologieën minder relevant waren geworden. In 1966 werd op basis van dat inzicht een nieuwe partij opgericht: de Democraten 66 ofwel D'66. Ook in de al bestaande partijen voltrok zich een proces in de richting van minder ideologisch vlagvertoon en meer oplossingsgerichtheid. Zo werd door de PvdA afscheid genomen van het socialisme als ideologische profilering. In 1995 deelde Wim Kok mede dat dit afschudden van de ideologische veren inmiddels nagenoeg was voltooid.
De politieke ideologieën werden minder belangrijk maar er kwam juist meer belangstelling voor de algemene Nederlandse cultuur. Een samenleving is altijd gebaseerd op een cultuur, een bepaald mens- en wereldbeeld. In het Romeinse rijk bijvoorbeeld had men een nogal militaristische maatschappijopvatting. Toen de Romeinse samenleving instortte kwam er dankzij onder meer het boek “De Civitate Dei” door kerkvader Augustinus een nieuwe visie voor de samenleving. Dat middeleeuwse narratief was eeuwenlang dominerend, maar in de 13de eeuw moest het plaatsmaken voor het humanistische mens- en wereldbeeld. Daarin was veel meer ruimte voor menselijke vrijheid en creativiteit. Door onder meer Francesco Petrarca werd een nieuw menstype gestalte gegeven en in zijn eigen leven tot realiteit gemaakt.
Dit culturele humanisme dat tijdens de Renaissance opkwam vormt nog steeds de basis voor de civilisatie, zowel in Nederland als in andere moderne landen. De moderne mens gelooft in tegenstelling tot die van de Middeleeuwen in een maatschappij met dankzij menselijke creativiteit en samenwerking toenemende vrijheid en leefbaarheid.
Door het tegenwoordige materialisme wordt het humanistische streven echter ernstig belemmerd. Vanuit de fysica kwam de theorie op dat 13,7 miljard jaar geleden de wereld plotseling door een mysterieuze explosie, de zogenaamde oerknal, zou zijn ontstaan. Ook de levende natuur en de menselijke civilisatie zouden daaruit helemaal vanzelf zijn voortgekomen. Dat nogal naïeve idee kon postvatten omdat fysici nu eenmaal gefocust zijn op het materiële universum. Ze beseffen vaak niet dat het leven meer omvat dan de fysische werkelijkheid.
Hoewel het oerknalverhaal vanuit de wetenschap wordt gepropageerd leeft in de samenleving gelukkig nog steeds vooral het mens- en wereldbeeld van geesten als Francesco Petrarca, René Descartes, Francis Bacon en Desiderius Erasmus. Belangrijk in dat beeld is dat de mens in essentie een spiritueel wezen is, met creatieve vermogens om het leven van zichzelf en anderen te verbeteren.
De historisch overgeleverde humanistische principes zijn vandaag de dag in de burgerlijke samenleving nog steeds levend. Een pragmatische politiek kan alleen dan succesvol zijn als het deze essentie van de West-Europese en Nederlandse cultuur blijft hooghouden. Terwijl de afzonderlijke ideologieën er minder toe doen is de algemene culturele erfenis uit het verleden, het culturele humanisme, juist belangrijker geworden.
Het pragmatisme brak door in de jaren 1960. Men ging in de politiek beseffen dat ideologische profilering minder belangrijk is dan gezond verstand. Er is geen gebrek aan ideologische motivatie in de samenleving; het probleem is niet zozeer welke idealen we op het gebied van vrijheid, leefbaarheid en welvaart willen nastreven maar hoe we dat moeten aanpakken. De term pragmatisme voor deze kijk op de politiek is afkomstig uit de kennisleer. Volgens het pragmatisme gaat het in de wetenschap vooral om de toepassingsmogelijkheden. De pragmatische kennisleer kreeg bekendheid door onder meer het werk van William James.
In de jaren 1960 voltrok zich een culturele omwenteling, gericht tegen de ideologische verstarring door het zuilensysteem. In 1966 werd een nieuwe politieke partij opgericht: de Democraten 66 ofwel D'66. Het door deze partij als belangrijkste beginsel centraal gestelde pragmatisme vond meteen enorme weerklank. Veel mensen die tot dan toe nauwelijks in politiek waren geïnteresseerd sloten zich aan.
Van het D'66 pragmatisme is helaas weinig overgebleven; op een partijcongres in 1998 werd besloten dat de partij, die zichzelf inmiddels niet meer D'66 maar D66 noemde, weer een ideologie in het vaandel ging voeren. Dat werd sociaal-liberalisme genoemd. Het beginsel om de partijvisie niet expliciet te verkondigen maar in het programma tot uitdrukking te laten komen werd losgelaten.
Niet alleen bij D66 maar in vrijwel de hele politiek is het pragmatisme van de jaren 1960 grotendeels weer verdwenen. De tegenwoordige gezagsdragers willen zich vooral op de mainstream-wetenschap baseren. Daar treffen ze helaas voor verschillende maatschappelijke problemen heel weinig praktisch toepasbare kennis aan. Deze situatie heeft geleid tot maatschappelijke wantoestanden en de noodzaak van toenemende pragmatische invloed vanuit de burgerij.
Het politieke pragmatisme van de jaren 1960 liep al gauw vast, omdat het zich ging baseren op de materialistische mainstream-wetenschap, waar het pragmatisme ver te zoeken is. Het is lang niet alles goud wat er blinkt in de tegenwoordige wetenschap. Belangrijke toepasbare informatie is schaars en moet worden ontdekt te midden van een chaotische overvloed van niet-relevante feiten en theorieën.
Dat het in de jaren 1960 opgekomen pragmatisme al vrij snel weer uit de politiek was verdwenen kwam vooral doordat de politici zich wilden baseren op de wetenschap maar daar geen pragmatische zekerheden aantroffen. In de mainstream-wetenschap overheerst namelijk een vorm van groepsdenken, een fenomeen dat in 1971 werd beschreven door Irving L. Janis. Groepsdenken is het zich intellectueel conformeren aan een dwingende consensus, aan standpunten die door een hiërarchisch hoger niveau worden opgelegd.
Het autoritaire groepsdenken sprong vanuit de wetenschap over naar de politiek. Het werd voor politici taboe om op grond van persoonlijke research een afwijkende mening te hebben. Het groepsdenken heeft in de politiek onder meer het functioneren van de Tweede Kamer aangetast. Kamerleden hebben vaak een definitief partijstandpunt ingenomen en zijn niet geïnteresseerd in ideeën of feiten waardoor ze op andere gedachten zouden kunnen komen. Het komt zelfs voor dat bij de behandeling van een belangrijk onderwerp bijna alle Kamerleden schitteren door afwezigheid.
Dat was bijvoorbeeld het geval bij de Tweede Kamer discussie op 1 juli 2021 over de A-status van corona. De voorlopig toegekende A-status was gebaseerd op de aanvankelijke overweging dat corona mogelijk vergelijkbaar zou kunnen zijn met een heel gevaarlijke ziekte zoals bijvoorbeeld ebola. Inmiddels was overduidelijk dat corona absoluut niet even ernstig is als ebola en veel meer in dezelfde categorie als griep thuishoort. Bij ebola is de overlijdenskans voor iemand die de ziekte krijgt ongeveer 50%, terwijl die bij corona minder dan 0,3% is.
Het was een heel belangrijk plenair kamerdebat dat over de voortzetting van de A-status voor corona ging. Maar de meeste afgevaardigden waren gewoon weggebleven; alleen het FvD, de BBB en de PVV waren aanwezig. De A-status werd gehandhaafd zodat het absurde corona-beleid kon worden voortgezet.
Vanuit de samenleving klinkt steeds meer protest tegen het rigide beleid van de tegenwoordige regering. Er is zoals in de jaren 1960 opnieuw een culturele revolutie gaande, een beweging die de starheid van de hedendaagse politiek wil doorbreken. Tegenwoordig is het nieuwe pragmatisme in de politiek nog in de minderheid; het gezonde verstand komt nog voornamelijk van het FvD en enkele andere kleine partijen. Toch heeft deze oppositie al veel effect gesorteerd. Keer op keer slaagden Kamerleden van deze partijen er bijvoorbeeld in om de irrationaliteit van de autoritair vastgestelde corona-maatregelen duidelijk aan het licht te brengen.
Het nieuwe pragmatisme wordt soms nieuw rechts genoemd, maar die aanduiding maakt weinig duidelijk. Ook wordt met betrekking tot het nieuwe politieke denken wel over populisme gesproken, omdat veel van deze ideeën de gewone man aanspreken. Als een pragmatische denkwijze kenmerkend is voor het populisme dan mag de Nederlandse politiek best meer populistisch worden. Het gezonde verstand van de gewone man ziet tegenwoordig vaak beter wat goede oplossingen zijn dan de politici die zich willen vastklampen aan de autoritaire standpunten van de mainstream-wetenschap.
De wetenschap wordt tegenwoordig belemmerd door autoritair groepsdenken. Toch is het wel mogelijk om in de enorme overvloed aan wetenschappelijke publicaties goede oplossingen te vinden. De informatiebewuste burger heeft veel meer vrijheid om out of the box te denken en naar zulke pragmatische gegevens te zoeken. In het dagelijkse leven is gezond verstand nog steeds de norm, want daar moet men noodzakelijk over praktisch toepasbare kennis beschikken.
Het nieuwe pragmatisme verspreidt zich langs meerdere kanalen in de samenleving: in de politiek maar ook in de vorm van publicaties en betogingen. Het is een maatschappelijk fenomeen, een truth movement die voortkomt uit de politieke bewustwording bij de burgerij. In de burgerlijke samenleving is het vermogen toegenomen om informatie te vergaren en wat betreft juistheid en relevantie te toetsen. De moderne cultuur wordt gedragen door mensen in alle lagen van de bevolking, niet alleen door de toplaag van welgestelde hoogopgeleiden. De gewone burger is voor de moderne samenleving van essentieel belang, omdat het oordeelsvermogen van pragmatisch denkende mensen onmisbaar is.
De truth movement is in Nederland onstuitbaar, want deze komt voort uit de toenemend informatiebewust wordende burgerij. Steeds meer mensen gaan zelfstandig op zoek naar ware kennis. Dat leidt onvermijdelijk tot de herontdekking en opleving van het culturele humanisme dat sinds Petrarca de vooruitgang in de civilisatie heeft bevorderd en gestuurd. Veel mensen die in het verleden weinig interesse voor politiek hadden, omdat ze meenden te kunnen vertrouwen op de overheid, zijn zich nu actief met politieke kwesties gaan bezighouden. Deze informatiebewuste personen veranderen de maatschappij, door te demonstreren, te publiceren en in de politiek actief te zijn.
Het tegenwoordige autoritaire gezag kan deze ontwikkeling niet stoppen. Dat wordt wel geprobeerd; de vrije verspreiding van kennis wordt tegenwoordig vanuit gezaghebbende kringen tegengewerkt. Een tactiek is bijvoorbeeld het denigrerende gebruik van het woord complotdenker. Interesse voor complottheorieën wordt geframed als een psychische stoornis. Maar het is wel zeker dat complotten ofwel samenzweringen in de menselijke geschiedenis vaak een heel belangrijke rol hebben gespeeld. Het is zeker niet onlogisch of irrationeel om bepaalde gebeurtenissen of ontwikkelingen volgens een complottheorie te verklaren.
Het op autoritair groepsdenken gebaseerde gezag streeft naar een kritiekloze dociele houding bij de burgerij, maar dit aankweken van kuddegeest lukt maar heel beperkt. Een groeiende categorie mensen kiest niet voor onderdanige volgzaamheid maar voor informatiebewust onderzoek en politieke invloed. De tegenwerking door de tegenwoordige autoritaire gezagsdragers kan het nieuwe pragmatisme wel enigszins vertragen maar uiteindelijk niet tegenhouden. De truth movement zal ongetwijfeld steeds succesvoller worden.