Jan Everink Site
www.janeverink.com
door ing. Jan Everink
mei 2023
Tegenwoordig wordt in de wetenschap aangenomen dat het universum circa 13,8 miljard jaar geleden is ontstaan door de zogenoemde oerknal. De hele kosmos, al het leven en ook de menselijke civilisatie zouden vanzelf via een zogenoemde kosmische evolutie uit deze opmerkelijke gebeurtenis zijn voortgekomen. Deze dogmatische leer heeft een desastreuze invloed op onze moderne cultuur.
Een fundamenteel principe in de tegenwoordige wetenschap is de theorie dat het universum is ontstaan door een explosie die ongeveer 13,8 miljard jaar geleden plotseling heeft plaatsgevonden. Op de website Big Bang Route is daarover uitgebreide informatie te vinden. [ref.1] Deze theorie werd in 1931 bedacht door de katholieke natuurkundige prof. Georges Lemaître. In de kosmologie vond de theorie aanvankelijk weinig instemming; de kosmoloog Fred Hoyle noemde de hypothese van Lemaître spottend de "big bang theorie". Opmerkelijk genoeg kreeg het idee onder deze sarcastisch bedoelde naam uiteindelijk toch grote aanhang in de wetenschappelijke wereld. In het Nederlands wordt veelal de term oerknal gebruikt.
Hoewel de oerknaltheorie in gebreke blijft om over het ontstaan van het universum enig begrip te verschaffen wordt deze theorie tegenwoordig in de wetenschappelijke wereld en ook daarbuiten op grote schaal aangehangen. Het is een soort dogma geworden waaraan niet getwijfeld wordt, ofschoon de theorie meer vragen oproept dan ze kan beantwoorden. Over de voor de hand liggende vraag hoe de oerknal kon plaatsvinden terwijl er nog geen universum bestond geeft de theorie bijvoorbeeld geen antwoord. Aangezien alle natuurwetten door de oerknal tot bestaan zouden zijn gekomen kan de oerknal onmogelijk door fysische wetmatigheid zijn veroorzaakt. Er zijn dan ook andere ideeën, volgens welke het universum al veel langer bestaat dan 13,8 miljard jaar, mogelijk wel een biljoen jaar of nog langer. Gedurende die tijd hebben er volgens deze alternatieve theorieën talrijke gebeurtenissen als de oerknal plaatsgevonden.
Toch blijft men tegenwoordig in de mainstream-wetenschap en ook daarbuiten vrijwel algemeen vasthouden aan het verhaal dat het universum 13,8 miljard jaar geleden spontaan met de oerknal is begonnen, en dat door die mysterieuze gigantische explosie ook alle natuurwetten tot bestaan zijn gekomen. Dankzij de natuurwetten zou vervolgens een kosmische evolutie hebben plaatsgevonden, een deterministische ontwikkeling die nog steeds voortduurt en die inmiddels de wereld zoals die nu bestaat helemaal heeft veroorzaakt. Ook alle levensverschijnselen worden volgens de leer van de kosmische evolutie door fysische wetmatigheid veroorzaakt. Zelfs het menselijke bewustzijn wordt op grond van deze materialistische kennisleer gezien als een fysisch fenomeen, namelijk als een soort bijverschijnsel van hersenprocessen.
Elke ontwikkeling in de hedendaagse wereld wordt beschouwd als een fase van de kosmische evolutie. Elke verandering komt op grond van dat idee vanzelf voort uit het verleden; ook het denken en handelen van mensen wordt volgens deze doctrine helemaal gestuurd door historisch determinisme. De veronderstelling dat mensen en andere levende wezens een spirituele essentie ofwel ziel hebben, en als bewuste wezens zelf hun toekomst richting kunnen geven, past niet in dat beeld.
Aanvankelijk werd de oerknal uitgelegd als een goddelijke scheppingsdaad. Daarmee zouden we in feite terug zijn bij de middeleeuwse predestinatieleer, volgens welke de mens geen vrije wil heeft en alle orde in de wereld van God komt. Toch werd in dat idee nog wel beseft dat het leven een spirituele oorsprong heeft. Maar Lemaître distantieerde zich van die religieuze verklaring; de oerknal en de kosmische evolutie worden sindsdien niet meer met de goddelijke schepping in verband gebracht. De aanhangers van de kosmische evolutie leer willen het in de levende natuur bestaan van elke spirituele factor, goddelijk of menselijk, helemaal ontkennen.
Het idee van de kosmische evolutie past helemaal in de tegenwoordige extreem materialistische wetenschapsleer. Volgens de mainstream-wetenschap zijn levende wezens niet essentieel verschillend van anorganische systemen. De al duizenden jaren bestaande religieuze kennis betreffende de spirituele aspecten van het leven worden genegeerd. Daarom is de wetenschap tegenwoordig volstrekt niet in staat om enigszins juiste en betrouwbare kennis te verkrijgen over de levende natuur en de mens.
De levende natuur en de menselijke samenleving worden gezien als onderdelen van de kosmos als een alomvattend mechanistisch systeem. Wetenschappers zijn ervan overtuigd dat alles in de wereld noodzakelijk gebeurt als resultaat van de natuurwetten. Dit geloof in een absoluut historisch determinisme heeft onder meer geleid tot de trend om computermodellen te ontwikkelen en te gebruiken om voorspellingen te doen en beslissingen te nemen. Met dit modeldenken hoopt men steeds beter vooruit te kunnen zien betreffende hoe de natuur en de maatschappij zich zullen gedragen. De voorspellende waarde van zulke modellen is in het algemeen heel beperkt, want door onvoorziene natuurlijke factoren plus menselijke invloed pakt de realiteit meestal heel anders uit dan op grond van het model was te verwachten.
Toch wordt het wiskundige model tegenwoordig vaak als de ultieme waarheid beschouwd. Wetenschappers en beleidsmakers vertrouwen meer op het model dan op hun eigen intellect en oordeelvermogen. Het model heeft de status van een gezaghebbende waarheidsbron gekregen. Door te vertrouwen op modellen ontstaat schijnzekerheid en wordt niet meer beseft dat veel fenomenen nu eenmaal onzeker zijn. Het is onmogelijk om van complexe natuurlijke fenomenen modellen te maken die betrouwbare voorspellende waarde hebben. Het is bijvoorbeeld allang bekend dat het klimaat op aarde niet constant is en dat het zeeniveau onregelmatige periodes van daling en stijging doormaakt. Nauwkeurige risicoberekening is niet mogelijk, want het gaat om natuurlijke fenomenen waarover men weinig meetgegevens heeft. Toch pretendeert men dat er over problemen als klimaatverandering en zeespiegelstijging exacte wetenschappelijke kennis bestaat.
Men lijkt te zijn vergeten dat onzekerheid een essentieel aspect van de werkelijkheid is. Hoge veiligheid tegen overstromingen en andere natuurrampen kan alleen worden gerealiseerd door extra strenge veiligheidsmaatregelen. Om bijvoorbeeld nauwkeurige risicovoorspellingen te kunnen doen betreffende het overstromingsrisico in Nederland zou men eerst duizenden jaren lang gegevens over het veranderende zeeniveau moeten verzamelen. Zekerheid dat er geen overstromingen zullen plaatsvinden kan niet met modeldenken maar alleen met extra hoge en sterke zeewering worden gerealiseerd.
Modeldenken is onbetrouwbaar, want elke orde in het fysische universum is onderhevig aan chaotische verstoringen. Nog minder is het met modeldenken mogelijk om over de menselijke samenleving exacte voorspellingen te doen. Levende wezens, en in het bijzonder de mens, zijn namelijk in staat tot creatieve oorzakelijkheid, tot het persoonlijk nemen van besluiten en op grond daarvan te handelen, waardoor ze de werkelijkheid in een onverwachte richting kunnen sturen.
De voorspellende waarde van wiskundige modellen blijft altijd beperkt. Dat men dit niet begrijpt komt door het geloof in de kosmische evolutie, de veronderstelling dat niet alleen de materiële werkelijkheid maar ook de levende natuur en de mensheid steeds gehoorzamen aan exacte natuurlijke wetmatigheid. De zorgen van wetenschappers en beleidsmakers betreffen tegenwoordig vaak niet de dreiging van natuurrampen maar de mogelijke verstoring door de mens van de vermeende natuurlijke orde. Een juiste aanpak zou zijn om de leefomgeving zodanig in te richten en te beveiligen dat natuurlijke verstoringen geen of weinig schade kunnen aanrichten. Uiteenlopende rampen worden meestal niet door de mens maar door de natuur veroorzaakt.
Het modeldenken wordt ad absurdum toegepast in het project van de theoretische fysica om een Theorie van Alles te ontwikkelen, een integraal model voor het hele universum. Dat dit project als zinvol wordt beschouwd komt omdat men gelooft in de kosmische evolutie, de veronderstelde materialistische voorbeschikking, waardoor zowel de complete anorganische natuur, de hele levende natuur en de menselijke civilisatie zouden zijn ontstaan.
De Theorie van Alles moet niet alleen de volledige fysische realiteit maar ook alle levensvormen verklaren. Alle fysische, biologische, psychische en sociale fenomenen zouden dankzij dit universele model voorspelbaar moeten worden. Dat is onmogelijk, zelfs als het om alleen de fysische realiteit zou gaan. Aangezien in de materiële werkelijkheid voortdurend uiteenlopende verstoringen optreden is de voorspelbaarheid daarvan meestal heel beperkt. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat het niet eens mogelijk is om enigszins betrouwbare weersvoorspellingen te maken van langer dan ongeveer 5 dagen vooruit. Nog minder is het mogelijk om de totaliteit van de fysische en levende werkelijkheid in wiskundige formules te vangen. De Theorie van Alles zal nooit worden gevonden.
Toch lijkt het project om zo'n universeel model te vinden ertoe te leiden dat de theoretische fysici als de hogepriesters van de tegenwoordige materialistische maatschappij worden beschouwd. Het is niet onmogelijk dat we op zekere dag te horen krijgen dat een bolleboos als Sheldon Cooper de Theorie van Alles daadwerkelijk heeft gevonden. Dan krijgt het verhaal van de kosmische evolutie een status van wiskundige exactheid, en daarmee nog meer invloed op de hedendaagse samenleving. Machthebbers zullen het dan steeds meer vooral als hun taak zien te zorgen dat de mensen zich in overeenstemming met dit materialistische narratief gedragen.
Helaas moet worden vastgesteld dat de ontwikkeling in die richting al ver is voortgeschreden. Zo wordt bijvoorbeeld al de term sociocybernetics gebruikt voor ideeën om de hele wereldbevolking cybernetisch te besturen. [ref.2] Zelfstandig denken en persoonlijk initiatief door gewone mensen worden in die opvatting als storend voor de natuurlijke wereldorde beschouwd. Alleen de machthebbers zelf worden verondersteld de juiste ideeën te hebben. De kosmische evolutie zou namelijk inmiddels een wereldelite hebben voortgebracht die veel verstandiger is dan het gewone volk. Gezagsdragers lijken tegenwoordig vaak te menen dat ze tot die natuurlijke elite behoren en daarom gerechtigd zijn om hun opvattingen als een algemene moraal aan de bevolking op te leggen.
Het narratief van de kosmische evolutie lijkt al een bijna godsdienstige invloed op de westerse cultuur te hebben gekregen. Dat dit materialistische verhaal als een religieuze leer kan worden verkondigd is mogelijk omdat het voor wetenschappelijk doorgaat. Tegenwoordig heeft de wetenschap voor veel mensen de functie gekregen die vroeger de kerk had. De omschakeling van religie naar wetenschap vond plaats in de jaren 1960-1970. Met name in de politiek was de overtuiging gegroeid dat de verdere vooruitgang van de moderne cultuur door te grote invloed van de kerken werd belemmerd. Steeds meer politici werden "progressief", in die zin dat ze een betere wereld wilden creëren op grond van wetenschappelijke kennis.
Religieus geïnspireerde politieke richtingen werden door de progressieven op één hoop gegooid, het conservatisme, dat werd geframed als een achterhaalde maatschappijvisie van mensen die niet begrepen dat er dankzij de wetenschap betere tijden waren aangebroken. Het politieke denken werd steeds meer door dit op de wetenschap gebaseerde progressivisme gedomineerd. Dat was een vergissing, want de tegenwoordige wetenschap is gebaseerd op een onware kennisleer: het materialisme.
De huidige wetenschap wil het spirituele aspect van het leven helemaal ontkennen en negeren. Toen de westerse cultuur nog religieus georiënteerd was werd er in het algemeen niet aan getwijfeld dat leven iets bijzonders is, dat levende wezens essentieel verschillen van onbezielde materie. Men wist ook dat persoonlijke verantwoordelijkheid belangrijk is in de samenleving. Op levensbeschouwelijk gebied waren de toenmalige religieuze zekerheden aanzienlijk rationeler dan die van de tegenwoordige materialistische wetenschap. De kerken voorzagen ook in een heel belangrijke menselijke behoefte, de behoefte aan levensbeschouwelijke begeleiding.
Dat de wetenschap op het gebied van levensbeschouwing en politiek veel invloed kon krijgen kwam door het positieve imago van de natuurwetenschappen. Allerlei moderne voorzieningen en producten zijn mogelijk dankzij de natuurwetenschappen en de daarop gebaseerde technologieën. Ten onrechte werd en wordt verondersteld dat ook in de menswetenschappen dezelfde mate van precisie en juistheid bestaat als in de natuurwetenschappen. Er is enorm veel vertrouwen in dé wetenschap als de professie die betrouwbare informatie levert over allerlei belangrijke onderwerpen. Het vertrouwen in de wetenschap is tegenwoordig zo groot dat veel mensen de wetenschap als een nieuwe religie hebben omarmd.
Als gevolg van de ontkerkelijking is de mens tegenwoordig levensbeschouwelijk op zichzelf aangewezen. Dat is problematisch want mensen hebben behoefte aan begeleiding door een kerk, door een instelling die gezag heeft op het gebied van levensbeschouwing. Door de ontkerkelijking werd levensbeschouwing een persoonlijke aangelegenheid en hadden mensen geen gids meer in het leven. Ze zochten naar een nieuw soort kerk en dat werd de wetenschap. Dat de wetenschap tegenwoordig de functie van religie is gaan vervullen is heel misleidend, want de wetenschap geeft juist over belangrijke levensbeschouwelijke onderwerpen onjuiste informatie.
De materialistische kennisleer verhindert dat de wetenschap goede kennis over het leven ontdekt. Problemen die te maken hebben met spirituele oorzakelijkheid en levensmotivatie worden in de tegenwoordige wetenschap genegeerd, want zulke kwesties passen niet in het materialistische mensbeeld. De zielkunde ofwel psychologie was bijvoorbeeld ooit de wetenschap die streefde naar kennis over de menselijke ziel, maar tegenwoordig is dat onmogelijk omdat er volgens het materialistische dogma helemaal geen zielen bestaan. De tegenwoordige psychologische kennis is dan ook heel onduidelijk en verward.
Het verhaal van de kosmische evolutie is niet in overeenstemming met de bestaande fysische kennis; het zou vanuit de fysica gemakkelijk weerlegd kunnen worden. De ontdekte natuurwetten kunnen door de mens worden toegepast, maar veroorzaken uit zichzelf geen levende natuur en menselijke civilisatie. De drie bewegingswetten en de zwaartekrachtformule leiden niet vanzelf tot allerlei nuttige technologie. Pas toen de exacte werking ervan door Isaac Newton was ontdekt konden deze wetten door de mens intelligent en nuttig worden toegepast.
Voor de samenleving zou het gunstig zijn als er vanuit de fysica op zou worden gewezen dat de natuurwetten uit zichzelf geen leven en geen civilisatie kunnen voortbrengen. Leven en civilisatie hebben een spirituele oorsprong, maar dat wordt door de tegenwoordige wetenschap niet erkend. Daarom kan de wetenschap geen goede levensbeschouwelijke kennis leveren. Als dat duidelijk zou worden dan zouden veel mensen weer zelf op zoek gaan naar levenszekerheden. De interesse voor spirituele en religieuze onderwerpen zou weer toenemen. Door de moderne fysica is bekend dat het idee van een kosmische evolutie onzin is, want deze theorie is strijdig met een belangrijk fenomeen in de hele kosmos, namelijk entropie.
(De literatuurreferenties staan aan het eind van deel 2.)